Teksten & vertalingen

This ae nighte, this ae nighte
Every nighte and alle
Fire and fleet and candle-lighte
And Christe receive thy saule

When thou from hence away art past
To Whinny-muir thou com’st at last

If ever thou gavest hosen and shoon
Sit thee down and put them on

If hosen and shoon thou ne’er gav’st nane
The whinnes sall prick thee to the bare bane

From Whinny-muir when thou may’st pass
To Brig o’Dread thou come’st at last

From Brig o’Dread when thou may’st pass
To Purgatory fire thou com’st at last

If ever thou gavest meat or drink
The fire sall never make thee shrink

If meat or drink thou ne’er gav’st nane
The fire will burn thee to the bare bane

This ae nighte, this ae nighte
Every nighte and alle
Fire and fleet and candle-lighte
And Christe receive thy saule

De ballade van de wake
Op deze nacht, op deze nacht,
Elke nacht en altijd,
Haard en huis en kaarslicht,
En Christus ontvangt je ziel.

Wanneer je hier vandaan gaat
Kom je uiteindelijk bij Thorny Moor

Als je ooit kousen en schoenen hebt gegeven,
Ga dan zitten en trek ze aan

Maar als je geen kousen en schoenen hebt gegeven
Zullen de doornen je tot op het bot prikken

Thorny Moor kun je dan passeren,
Naar de Brug van Angst kom je uiteindelijk

Als je ooit zilver en goud hebt gegeven,
Bij de Brug van Angst vind je houvast

Maar als je geen zilver en goud hebt gegeven
Dan tuimel je neer in de vlammen van de hel

De Brug van Angst kun je dan passeren,
Naar het vuur van het vagevuur zul je uiteindelijk komen

Als je ooit vlees of drank hebt gegeven,
Zal het vuur je nooit doen krimpen

Maar als je geen eten of drinken gaf,
Zal het vuur je tot op het bot verbranden

Op deze nacht, op deze nacht,
Elke nacht en altijd,
Haard en huis en kaarslicht,
En Christus ontvangt je ziel.


Die mit Tränen säen,
werden mit Freuden ernten
Sie gehen hin und weinen
und tragen edlen Samen
und kommen mit Freuden
und bringen ihre Garben

Wie in tranen zaaien
Wie in tranen zaaien,
zullen met vreugde oogsten.
Zij gaan heen en wenen,
en dragen edele zaden,
en zij keren terug met gejuich,
en brengen hun bundels graan.

Vertaling: Rein de Vries


Peace, peace,
Peace I leave with you.
My peace I give unto you:
Not as the world giveth,
Give I unto you, unto you.

Peace, peace,
Not as the world giveth,
Give I unto you, unto you.

Let not your heart be troubled,
Neither let it be afraid,
Neither let it be afraid.


Sleep, fleshly birth, in peaceful earth
And let thine ears list to the music of the spheres
While we around this fairy ground
Thy doleful obit keeping
Make marble melt with weeping
With num’rous feet we’ll part and meet
Then chorus-like in a ring thy praises sing
While show’rs of flow’rs bestrew thee
We’ll thus with tears bedew thee
Rest in soft peace, sweet youth, and there remain
’till soul and body meet to join again


Feel the falling air,
The light becoming golden;
Trees their colors wear,
Deep and all-enfolding.

The autumn leaves embracing;
But soon they all must fall,
The summer green erasing,
To answer winter’s call.

And here once again
Familiar paths I wander;
Through the westmark wend
The living earth I ponder.

Though fading days are colder,
And soon the darkness long,
My spirit-fire grows bolder,
And in my heart a song.

Even when shadows lengthen,
I’m here where I belong.


1. On hilissuvi

Ja lõhnab angervaks
ja tulilill
ja ohakas.
On hilissuvi, on hilissuvi
ja pihlapuus
on marjakobar
ja männikus
on kanarbik.
Ja seda suve
ei tule enam,
ei tule enam
seda suve

1. It is late summer

It is late summer
The fragrant meadow sweet 
and buttercup 
and thistledown.
It is late summer, it is late summer.
And berries ripe 
on rowan branches,
and heather 
in the pine tree grove.
And this same summer 
will ne’er return here,
will ne’er return here,
this same summer.

3. Kahvatu valgus

Kahvatu valgus sügismaastike kohal.
Valgeid tutte ohakad külvavad tuulde.
All ribadeksrebitude taeva
pikad ja porised teed.

3. Pale light

Pale light over autumnal regions.
Whitish tassels, thistledown scattering windwards.
’Neath heavens so tatter’d
and riven lengthy and muddy the roads.

5. Tuul kõnnumaa kohal

Tuul kõnnumaa kohal
Tuul koolnukollase kõnnumaa kohal
koolnukollase kõnnumaa kohal
teekäänul kõhinal naeris paar surnud puud.

5. Wind over the barrens

Wind over the barrens
corpse-like yellowish
over the barrens.
Road bending, rattling laughter, some lifeless trees
.


O Herbst, in linden Tagen
wie hast du rings dein Reich
phantastisch aufgeschlagen,
so bunt und doch so bleich!

Wie öde, ohne Brüder,
mein Tal so weit und breit.
Ich kenne dich kaum wieder
in dieser Einsamkeit.

So wunderbare Weise
singt nun dein bleicher Mund,
es ist, als öffnet’ leise
sich unter mir der Grund.

Und ich ruht’ überwoben
du sängest immerzu.
Die Linde schüttelt’ oben
ihr Laub und deckt’ mich zu.

O herfst, wat heb je op zachte dagen
je koninkrijk rondom
fantastisch opengeslagen,
in alle kleurenrijkdom!

Hoe leeg is, zonder broeders,
mijn dal zo diep en wijd,
ik ken je nauwelijks terug
in deze eenzaamheid.

Zo’n wonderlijke melodie
zingt nu je fletse mond,
het is als opende vol melancholie
zich onder mij de grond.

En ik rustte gans verdoofd
Jij zong maar door en werd niet moe
De linde schudde boven mijn hoofd
haar blad en dekte me toe.


Oh, je voudrais tant que tu te souviennes
Des jours heureux où nous étions amis
En ce temps-là, la vie était plus belle
Et le soleil plus brûlant qu’aujourd’hui

Les feuilles mortes se ramassent à la pelle
Tu vois, je n’ai pas oublié
Les feuilles mortes se ramassent à la pelle
Les souvenirs et les regrets aussi

Et le vent du Nord les emporte
Dans la nuit froide de l’oubli
Tu vois, je n’ai pas oublié
La chanson que tu me chantais…

The falling leaves drift by my window
The autumn leaves of red and gold
I see your lips, the summer kisses
The sunburned hands I used to hold

Since you went away the days grow long
And soon I’ll hear old winter’s song
But I miss you most of all my darling
When autumn leaves start to fall

Les feuilles mortes se ramassent à la pelle
Les souvenirs et les regrets aussi
Mais mon amour silencieaux et fidèle
Sourit toujours et remercie la vie

Je t’aimais tant tu étais si jolie
Comment veux-tu que je t’oublie
Et ce temps-là la vie était belle
Et le soleil plus brûlant qu’aujourd’hui

Tu étais ma plus douce amie
Mais je n’ai que faire des regrets
Et la chanson que tu chantais toujours,
toujours je l’entendrai

Since you went away the days grow long
And soon I’ll hear old winter’s song
Oh I miss you most of all my darling
When autumn leaves start to fall

O ik zou willen dat je ze zou herinneren,
die gelukkige dagen dat wij verliefd waren,
in de tijd dat het leven zoveel mooier was
en de zon feller brandde dan vandaag.

Gevallen bladeren bijeen gebracht met een schep,
zie je, ik ben ze niet vergeten.
Gevallen bladeren bijeen gebracht met een schep,
de herinneringen en ook spijt

en de noordenwind voert ze mee
in de koude nacht van het vergeten.
Zie je, ik ben het niet vergeten
dat liedje dat je voor mij zong…

De vallende bladeren dwarrelen langs het raam
De herfstbladeren rood en gouden
Ik zie je lippen, de zomerkusjes
De zonverbrande handen die ik altijd vasthield

Sinds je wegging worden de dagen lang
En al gauw zal ik het oude winterlied horen
Maar ik mis je het meeste, mijn liefste
als de herfstbladeren beginnen te vallen

Gevallen bladeren bijeen gebracht met een schep
de herinneringen en ook spijt.
Maar mijn stille en trouwe liefde
glimlacht nog steeds en dankt het leven.

Ik hield zoveel van je, je was zo mooi.
Hoe wil je dat ik je vergeet,
in de tijd dat het leven zoveel mooier was
en de zon feller brandde dan vandaag.

Jij was mijn zoetste liefde
Maar ik heb er geen verdriet van
en het liedje dat je voor me zong
ik zal het altijd, altijd blijven horen…

Sinds je wegging worden de dagen lang
En al gauw zal ik het oude winterlied horen
Maar ik mis je het meeste, mijn liefste
als de herfstbladeren beginnen te vallen


Unser Leben ist ein Schatten auf Erden.
Ich weiß wohl dass unser Leben
oft nur als ein Nebel ist,
denn wir hier zu jeder Frist
mit dem Tode seynd umgeben,
drum ob’s heute nicht geschicht,
meinen Jesum lass ich nicht.

Sterb ich bald so komm ich abe
von der Welt Beschwerlichkeit,
ruhe bis zur vollen Freud
und weiß daß im finstern Grabe
Jesus ist mein helles Licht,
meinen Jesum lass ich nicht.

Ich bin die Auferstehung und das Leben,
wer an mich gläubet,
der wird leben ob er gleich stürbe,
und wer da lebet und gläubet an mich,
der wird nimmermehr sterben.

Weil du vom Tod erstanden bist
werd ich im Grab nicht bleiben,
mein höchster Trost dein Auffahrt ist,
Todsfurcht kann sie vertreiben,
denn wo du bist da komm ich hin,
dass ich stets bey dir leb’ und bin,
drum fahr ich hin mit Freuden.

Ach wie flüchtig, ach wie nichtig
ist der Menschen Leben!
Wie ein Nebel bald entstehet,
und bald wiederum vergehet,
so ist unser Leben, sehet!

Ach wie nichtig, ach wie flüchtig
sind der Menschen Sachen!
Alles, alles was wir sehen,
das muß fallen und vergehen,
wer Gott fürcht’, bleibt ewig stehen.

Ach Herr, lehr uns bedenken wohl,
daß wir sind sterblich allzumal!
Auch wir allhier keins Bleibens han,
müssen alle davon,
gelehrt, reich, jung, alt oder schön,
müssen alle davon.

Ons leven is een schaduw op aarde

Ik weet heel goed dat ons leven
vaak niet meer is dan een nevel,
want wij zijn hier immers altijd
door de dood omringd.
Dus of het nu vandaag gebeurt of niet,
mijn Jezus verlaat ik niet.

Maar als ik binnenkort sterf, dan laat ik
de moeiten van de wereld achter mij,
dan rust ik tot aan de volledige vreugde,
en ik weet dat in het donkere graf
Jezus mijn heldere licht is,
mijn Jezus verlaat ik niet.

Ik ben de opstanding en het leven,
wie in mij gelooft
zal leven ook al sterft hij,
en wie leeft en in mij gelooft,
die zal nooit sterven.

Omdat u uit de dood bent opgestaan,
zal ik niet in het graf blijven,
mijn grootste troost is uw opstanding,
die kan mijn angst voor de dood verdrijven,
want waar u bent, daar kom ik ook,
zodat ik altijd bij u leef en ben,
daarom ga ik heen met vreugde.

Ach, hoe vluchtig, ach, hoe nietig
is het leven van de mensen!
Zoals een nevel snel ontstaat
en ook snel weer verdwijnt,
zo is ons leven, kijk maar!

Ach, hoe vluchtig, ach, hoe nietig
zijn de dingen van de mensen!
Alles, alles wat wij zien
moet vallen en vergaan.
Wie God vreest blijft eeuwig.

Ach Heer, leer ons beseffen
dat wij allemaal sterfelijk zijn!
Ook kunnen wij hier niet blijven,
wij moeten hier allemaal weg,
geleerd, rijk, jong, oud of mooi,
wij moeten hier allemaal weg.



Es war ein König Milesint,
Von dem will ich euch sagen:
Der meuchelte sein Bruderskind,
Wollte selbst die Krone tragen.
Die Krönung ward mit Prangen
Auf Liffey-Schloß begangen.
O Irland! Irland! warest du so blind?

Der König sitzt um Mitternacht
Im leeren Marmorsaale,
Sieht irr’ in all die neue Pracht,
Wie trunken von dem Mahle;
Er spricht zu seinem Sohne:
“Noch einmal bring die Krone!
Doch schau, wer had die Pforten aufgemacht?”

Da kommt ein seltsam Totenspiel,
Ein Zug mit leisen Tritten,
Vermummte Gäste groß and viel,
Eine Krone schwankt in Mitten;
Es drängt sich durch die Pforte
Mit Flüstern ohne Worte;
Dem Könige, dem wird so geisterschwül.

Und aus der schwarzen Menge blickt
Ein Kind mit frischer Wunde,
Es lächelt sterbensweh and nickt,
Es macht im Saal die Runde,
Es trippelt zu dem Throne,
Es reichet eine Krone
Dem Könige, des Herze tief erschrickt.

Darauf der Zug von dannen strich,
Von Morgenluft berauschet,
Die Kerzen flackern wunderlich,
Der Mond am Fenster lauschet;
Der Sohn mit Angst and Schweigen
Zum Vater tät sich neigen, —
Er neiget über eine Leiche sich.

De treurige kroning
Er was eens koning Milesint,
‘k vertel daarvan de sage:
de man doodde zijn broeders kind
om zelf de kroon te dragen.
Op slot Liffey hield de koning
een schitterende kroning.
O Ierland! Ierland!
Was je dan zo blind?

De koning zit om middernacht
in de lege marmerzaal,
en kijkt verdwaasd naar al die pracht,
als dronken nog van ’t maal.
Dan spreekt hij tot zijn zoon:
‘Breng mij nog eens de kroon!
Maar kijk,
wie heeft de poort opengedaan?’

Daar komt een vreemd gezelschap op,
als dood vermomde lieden;
de stille lijkstoet houdt niet op,
een kroon wankelt in ‘t midden;
men dringt zich door de poorten,
al fluisterend zonder woorden;
de koning
wordt het angstig om het hart.

En uit de zwarte massa blikt
een kind met verse wonden;
het lacht in stervenspijn en knikt,
maakt door de zaal zijn ronde.
Het trippelt naar de troon
en reikt dan plots de kroon
de koning aan,
wiens hart verstijft van schrik.

De stoet schrijdt heen van daar weldra,
de ochtend breekt al aan;
de kaarsen flakkeren nog na;
door ’t venster tuurt de maan.
Dan buigt vol angst de zoon
zich zwijgend over vaders troon –
hij zich buigt over een lijk.


Under the willow she’s laid with care
(Sang a lone mother while weeping,)
Under the willow, with golden hair,
My little one’s quietly sleeping.

Fair, fair, with golden hair,
(Sang a lone mother while weeping,)
Fair, fair, with golden hair,
Under the willow she’s sleeping.

Under the willow no songs are heard,
Near where my darling lies dreaming;
Nought but the voice of some far-off bird
Where life and its pleasures are beaming.

Under the willow I breathe a prayer
Longing to linger forever
Near to my angel with golden hair
In a land where there’s sorrowing never.


Douce mémoire, en plaisir consommée;
O siècle heureux que cause tel savoir:
La fermetée de nous deux tant aimée
Qui à nos maux a su si bien pourvoir
Or maintenant a perdu son pouvoir
Rompant le but de ma seule espérance
Servant d’exemple à tous piteux à voir
Fini le bien, le mal soudain commence

Zoete herinnering
Zoete herinnering aan voorbije vreugde,
ah, gelukkige tijd, die dit doet herinneren,
de trouw van ons, die elkaar zo beminden,
die zo goed heeft geholpen in kwade tijden.
Nu echter heb je je kracht verloren,
daarmee mijn enige hoop vernietigend,
die voorbeeld was voor alle lijdenden,
het goede eindigt en meteen begint het kwaad.

Vertaling: Rein de Vries


Ernst ist der Herbst
Und wenn die Blätter fallen
Sinkt auch das Herz zu trübem Weh herab
Still ist die Flur
Und nach dem Süden wallen
Die Sänger stumm, wie nach dem Grab

Bleich ist der Tag
Und blasse Nebel schleiern
Die Sonne wie die Herzen ein
Früh kommt die Nacht:
Denn alle Kräfte feiern
Und tief verschlossen ruht das Sein

Sanft wird dеr Mensch
Er sieht die Sonnе sinken
Er ahnt des Lebens wie des Jahres Schluß
Feucht wird das Aug’
Doch in der Träne Blinken
Entströmt des Herzens seligster Erguß

In de herfst
Ernstig is de herfst.
En als de bladeren vallen,
zakt ook het hart weg in droeve pijn.

Stil is het veld,
en naar het zuiden trekken
de zangers stil, als naar het graf.

Bleek is de dag,
En vale nevelen omsluieren
de zon zon net als de harten.

Vroeg komt de nacht
Want alle krachten sparen,
en diep besloten rust het zijn.

Week wordt de mens.
Hij ziet de zon ondergaan,
hij vermoedt het eind van het jaar,
als van het leven.

Vochtig wordt het oog,
maar in het blinken van de tranen
stroomt uit het hart
de diepste ontboezeming.

Vertaling: Rein de Vries


Hello, darkness, my old friend
I’ve come to talk with you again
Because a vision softly creeping
Left its seeds while I was sleeping
And the vision that was planted in my brain
Still remains
Within the sound of silence

In restless dreams, I walked alone
Narrow streets of cobblestone
‘Neath the halo of a street lamp
I turned my collar to the cold and damp
When my eyes were stabbed by the flash of a neon light
That split the night
And touched the sound of silence

And in the naked light, I saw
Ten thousand people, maybe more
People talking without speaking
People hearing without listening
People writing songs that voices never shared
And no one dared
Disturb the sound of silence

“Fools,” said I, “You do not know
Silence, like a cancer, grows
Hear my words that I might teach you
Take my arms that I might reach you”
But my words, like silent raindrops, fell
And echoed in the wells of silence

And the people bowed and prayed
To the neon god they made
And the sign flashed out its warning
In the words that it was forming
And the sign said, “The words of the prophets are written on the subway walls
And tenement halls
And whispered in the sound of silence”


No star is o’er the lake
Its pale watch keeping
The moon is half awake
Through gray mist creeping
The last red leaves fall round
The porch of roses
The clock hath ceased to sound
The long day closes

Sit by the silent hearth
In calm endeavour
To count the sounds of mirth
Now dumb for ever
Heed not how hope believes
And fate disposes:
Shadow is round the eaves
The long day closes

The lighted windows dim
Are fading slowly
The fire that was so trim
Now quivers lowly
Go to the dreamless bed
Where grief reposes;
Thy book of toil is read
The long day closes


Ze zegt dat ik me aanstel
Het is gewoon een ordinaire griep
Maar zij weet niet hoe erg ik lijd
En weet niet dat de dood me net al riep

Zachtjes kreun ik voor me uit
M’n hele lichaam doet me zeer
Ik zeg haar dat ik van haar hou
Want morgen ben ik er niet meer

Ik heb een hoge pijngrens
Zij zegt: dat valt wel mee
Ik hijg, ik huil, ik huiver
Maar ik heb ook bijna 38,2

Zachtjes kreun ik voor me uit
M’n hele lichaam doet me zeer
Ik zeg haar dat ik van haar hou
Want morgen ben ik er niet meer

Pijn, pijn, helse pijn
Ik sidder van m’n nek tot aan m’n ballen
Een vrouw zal het ontkennen
Maar een mannengriep is erger dan bevallen
Erger dan bevallen, erger dan bevallen

Zachtjes kreun ik voor me uit
Draag ik mijn verdriet
Een man heeft vaak enorm veel pijn
De vrouw gelooft dat niet

Zachtjes kreun ik voor me uit
M’n hele lichaam doet me zeer
Ik zeg haar dat ik van haar hou
Want morgen ben ik er niet meer

Zachtjes kreun ik voor me uit
M’n hele lichaam doet me zeer
Ik zeg haar dat ik van haar hou
Want morgen ben ik er niet meer


All the leaves are brown (all the leaves are brown)
And the sky is gray (and the sky is gray)
I’ve been for a walk (I’ve been for a walk)
On a winter’s day (on a winter’s day)
I’d be safe and warm (I’d be safe and warm)
If I was in LA (if I was in LA)

California dreamin’ (California dreamin’)
On such a winter’s day

Stopped into a church
I passed along the way
Well, I got down on my knees (got down on my knees)
And I pretend to pray (I pretend to pray)
You know the preacher like the cold (preacher like the cold)
He knows I’m gonna stay (knows I’m gonna stay)

California dreamin’ (California dreamin’)
On such a winter’s day

All the leaves are brown (all the leaves are brown)
And the sky is gray (and the sky is gray)
I’ve been for a walk (I’ve been for a walk)
On a winter’s day (on a winter’s day)
If I didn’t tell her (if I didn’t tell her)
I could leave today (I could leave today)

California dreamin’ (California dreamin’)
On such a winter’s day (California dreamin’)
On such a winter’s day (California dreamin’)
On such a winter’s day


Warum toben die Heiden, und die Leute reden so vergeblich?
Die Könige im Lande lehnen sich auf, und die HERREN ratschlagen
miteinander wider den HERRN und seinen Gesalbten:
Lasset uns zerreißen ihre Bande und von uns werfen ihre Seile!
Aber der im Himmel wohnet, lachet ihrеr, und der HERR spottet ihrer
Er wird еinst mit ihnen reden in seinem Zorn, und mit seinem Grimm wird er sie schrecken
Aber ich habe meinen König eingesetzt auf meinem heiligen Berg Zion
Ich will von einer solchen Weise predigen, daß der HERR zu mir gesagt hat:
Du bist mein Sohn, heute hab ich dich gezeuget
Heische von mir, so will ich dir die Heiden zum Erbe geben und der Welt Ende zum Eigentum
Du sollst sie mit einem eisernen Zepter zerschlagen; wie Töpfe sollst du sie zerschmeißen
So laßt euch nun weisen, ihr Könige, und laßt euch züchtigen, ihr Richter auf Erden!
Dienet dem HERRN mit Furcht und freuet euch mit Zittern!
Küsset den Sohn, daß er nicht zürne und ihr umkommet auf dem Wege; denn sein Zorn wird bald anbrennen. Aber wohl allen, die auf ihn trauen!

Waarom woeden de heidenvolken
en bedenken de volken wat zonder inhoud is?
De koningen van de aarde stellen zich op
en de vorsten spannen samen
tegen de HEERE en tegen Zijn Gezalfde:
Laten wij Hun banden verscheuren
en Hun touwen van ons werpen!
Die in de hemel woont, zal lachen,
de Heere zal hen bespotten.
Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn,
in Zijn brandende toorn hun schrik aanjagen.
Ik heb Mijn Koning toch gezalfd
over Sion, Mijn heilige berg.
Ik zal het besluit bekendmaken:
De HEERE heeft tegen Mij gezegd:
U bent Mijn Zoon,
Ík heb U heden verwekt.
Eis van Mij en Ik zal U de heidenvolken als Uw eigendom geven,
de einden der aarde als Uw bezit.
U zult hen verpletteren met een ijzeren scepter,
U zult hen in stukken slaan als aardewerk.
Nu dan, koningen, handel verstandig.
Laat u onderwijzen, rechters van de aarde.
Dien de HEERE met vreze,
verheug u met huiver.
Kus de Zoon, opdat Hij niet toornig wordt en u onderweg omkomt,
wanneer Zijn toorn slechts even ontbrandt.
Welzalig allen die tot Hem de toevlucht nemen!

[Herziene Statenvertaling]

Eer zij de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Amen.